Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten gepubliceerd

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) gepubliceerd. De TOFA is een vangnet voor mensen die door de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen maar geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand of een andere socialezekerheidsregeling.

Om in aanmerking te komen voor de TOFA moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  1. de werknemer heeft in februari 2020 ten minste € 400 loon ontvangen;
  2. de werknemer heeft in maart 2020 ten minste € 1 aan loon genoten;
  3. de werknemer was op 1 april 2020 achttien jaar of ouder maar had de AOW-leeftijd nog niet bereikt;
  4. de werknemer heeft in april substantieel inkomensverlies geleden ten opzichte van februari en in ieder geval minder dan € 550 verdiend.

De tegemoetkoming bedraagt € 550 bruto per maand. De TOFA moet worden aangevraagd bij het UWV.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant Nr. 31395, 2020-0000061136 | 18-06-2020

Uitstel invoering nieuwe btw-regels e-commerce

De Europese Commissie wil de invoering van nieuwe btw-regels voor e-commerce met zes maanden uitstellen. Deze nieuwe regels vereenvoudigen de btw-heffing op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten. Onder de nieuwe regels zal de btw worden geheven in het land van bestemming en gelden gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven binnen en buiten de EU. Voor de handel van buiten de EU zal de heffing in veel gevallen verschuldigd zijn door de platforms die betrokken zijn bij de verkoop. Op dit moment geldt in Nederland een btw-vrijstelling bij de invoer van goederen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 22 voor consumenten in de EU. Deze vrijstelling komt met de nieuwe regels te vervallen.

Voor de afdracht van de btw in EU-lidstaten waar zijn klanten zitten kan een ondernemer zich onder de nieuwe regels registreren en aangifte doen in één lidstaat. Deze lidstaat zorgt er voor dat de btw wordt doorgeleid naar de belastingdiensten van de andere lidstaten. Er komt eenzelfde éénloketsysteem voor de levering van goederen en diensten binnen de EU. Implementatie van het omvangrijke pakket aan maatregelen vergt veel van de IT-systemen van de belastingdiensten. Diverse lidstaten kunnen daarom de geplande inwerkingtreding per 1 januari 2021 niet garanderen.

De Belastingdienst onderzoekt op dit moment op welke manier en per welke datum het e-commerce pakket kan worden geïmplementeerd (inclusief bijbehorende IT-systemen). In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd geen mogelijkheden te zien om de btw op Chinese pakketjes zoals gepland in te voeren per 1 januari 2021. Het IT-systeem van de Belastingdienst is per die datum niet gereed om de forse toename aan btw-aangiftes te kunnen verwerken.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000104565 | 18-06-2020

Verkorting maximale betaaltermijn

De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat zij een wetsvoorstel aan het voorbereiden is om de maximale betaaltermijn voor betalingen van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen terug te brengen van 60 naar 30 dagen. Een aantal grote bedrijven heeft in verband met de coronacrisis eenzijdig de afgesproken betaaltermijn opgerekt. De betrokken bedrijven zijn daarop door het ministerie aangesproken. Volgens de staatssecretaris maakt de huidige situatie duidelijk dat mkb-ondernemers beter beschermd dienen te worden tegen onredelijk lange betaaltermijnen.

Mkb-ondernemers maken wanneer de afgesproken betaaltermijn wordt overschreden te weinig gebruik van juridische invorderingsmiddelen, zoals het vorderen van de wettelijke handelsrente.

De bedoeling is dat het wetsvoorstel voor het herfstreces ter internetconsulatie wordt aangeboden.

Bron: Ministerie van Economische Zaken | publicatie | DGBI-O / 20113251 | 18-06-2020

Kamervragen fiscale coronamaatregelen

De staatssecretarissen van Financiën hebben Kamervragen beantwoord die door de vaste commissie voor Financiën zijn gesteld over de fiscale maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis.

Een van de onderwerpen betreft wanneer en in welke situaties een verzuimboete wordt teruggedraaid en of een verzuimboete alleen vervalt voor ondernemers die uitstel van betaling hebben aangevraagd. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting wordt een betalingsverzuimboete opgelegd. De boete wordt vernietigd nadat de ondernemer bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen loonheffingen legt de Belastingdienst geen betalingsverzuimboete op als de aangifte is ingediend. Als een ondernemer geen uitstel van betaling heeft gevraagd, geldt de versoepeling voor betaalverzuimboeten in beginsel niet. Als een ondernemer niet tijdig heeft kunnen betalen als gevolg van de coronacrisis, maar ten tijde van de ontvangst van de naheffingsaanslag geen nader uitstel van betaling nodig heeft, wordt de betaalverzuimboete vernietigd mits de naheffingsaanslag op tijd is betaald.

De staatssecretarissen merken op dat een ondernemer bezwaar kan maken tegen een opgelegde betaalverzuimboete, ook als hij geen uitstel van betaling heeft gevraagd.

Het wetsvoorstel dat excessief lenen bij de eigen vennootschap moet tegengaan is in september 2018 aangekondigd en nu ingediend bij de Tweede Kamer. Het was de bedoeling om dit wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking te laten treden. In verband met de coronacrisis wordt de inwerkingtreding uitgesteld tot 1 januari 2023. Op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden aan de vennootschap wordt het fictieve reguliere voordeel berekend dat als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken.

De staatssecretarissen zijn niet bereid om voor de horecasector extra fiscale maatregelen te nemen zoals het tijdelijk verlagen van de btw. Ook komt er geen specifieke vrijstelling voor schenkingen aan mkb-ondernemers of een andere specifieke groep.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-00001014002020-0000101400 | 18-06-2020

Voorschot subsidie praktijkleren

De subsidie praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal weken dat een leerbedrijf een student in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) begeleidt. In verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus kunnen werkgevers te maken hebben gehad met gedwongen sluiting tussen 16 maart en 19 mei 2020. De weken waarin werkgevers hun bbl-studenten niet hebben kunnen begeleiden worden niet in mindering gebracht op de subsidie. Het maximale subsidiebedrag is € 2.700 per gerealiseerde praktijkleerplaats.

Voorschot

Gedurende de maand juni is het mogelijk om een voorschot aan te vragen voor de subsidieregeling voor praktijkleerplaatsen in het mbo. Bij het voorschot gelden dezelfde voorwaarden als voor de definitieve subsidie. De werkgever moet een sbb-erkend leerbedrijf zijn dat tijdens het studiejaar 2019/2020 één of meer bbl-studenten heeft begeleid. Het voorschot kan worden aangevraagd met een aanvraagformulier op mijn.rvo.nl/praktijkleren. De mogelijkheid van het aanvragen van een voorschot staat open voor werkgevers die begeleiding bij de beroepspraktijkvorming hebben gegeven in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020. Het voorschot bedraagt € 42,50 per week waarin begeleiding bij de beroepspraktijkvorming is gegeven per praktijkleerplaats. Het voorschot bedraagt maximaal bedraagt € 1.530 per praktijkleerplaats.

Werkgevers die een voorschot aanvragen zijn verplicht om uiterlijk 16 september 2020 een definitieve aanvraag voor de subsidie praktijkleren in te dienen. Het voorschot zal worden verrekend met de definitieve subsidie. Wanneer de werkgever geen definitieve aanvraag indient zal het voorschotbedrag worden teruggevorderd.

Aanvragen definitieve subsidie

De definitieve subsidie voor het studiejaar 2019-2020 kan met ingang van 1 juli 2020 worden aangevraagd. De uiterste datum van aanvragen is 16 september 2020.

Bron: Overig | publicatie | 17-06-2020

Maximum uurprijzen kinderopvang 2021

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een ontwerpbesluit met de maximum uurprijzen voor kinderopvang voor het jaar 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd. Volgens dit ontwerpbesluit worden de voor 2020 geldende maxima verhoogd met 3,5%. De definitieve vaststelling volgt op een later moment.

 Maximum uurprijs 

  2020 

  2021 

 Dagopvang 

 € 8,17 

 € 8,46 

 Buitenschoolse opvang 

 € 7,02 

 € 7,27 

 Gastouderopvang 

 € 6,27 

 € 6,49 

 

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 2020-0000075120 | 11-06-2020

Aanschafsubsidie elektrische auto

De subsidieregeling voor elektrische personenauto’s is gepubliceerd in de Staatscourant. Particulieren kunnen vanaf 1 juli een aanvraag indienen voor de subsidie bij de koop of lease van een elektrische auto. De subsidie bedraagt in 2020 en 2021 € 4.000 voor een nieuwe en € 2.000 voor een gebruikte elektrische auto. De subsidie voor nieuwe auto’s daalt in de volgende jaren. In 2022 bedraagt de subsidie € 3.700, in 2023 € 3.350, in 2024 € 2.950 en in 2025 € 2.550. Een aanvrager komt gedurende de looptijd van de regeling slechts eenmaal in aanmerking voor subsidie.

Om voor subsidie in aanmerking te komen mag de catalogusprijs van de elektrische auto niet lager zijn dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000. De auto moet een actieradius hebben van minimaal 120 km. In het geval van koop moet de auto ten minste drie jaar op naam van de koper blijven staan. In het geval van lease bedraagt de periode ten minste vier jaar. De subsidie bij leasecontracten wordt in maandelijkse bedragen van 1/48 van het totaal uitgekeerd.

De regeling loopt voor nieuwe auto’s tot 1 juli 2025 en voor gebruikte tot 1 juli 2024.

Bron: Overig | besluit | Staatscourant 2020 nr. 28162 | 11-06-2020

Vangnetregeling flexwerkers

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzocht of er een tijdelijke tegemoetkomingsregeling kan worden gemaakt voor de groep die werkloos is geworden door de coronacrisis maar niet voldoet aan de voorwaarden voor WW of bijstand. Deze vangnetregeling zou ook moeten gelden voor studenten, artiesten en hybride ondernemers. Uitkomst van het onderzoek is de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Deze regeling zal worden uitgevoerd door het UWV. 

De TOFA kent een aantal nadelen. Zo geldt voor iedere ontvanger hetzelfde bedrag aan uitkering, waardoor de tegemoetkoming hoger kan zijn dat het inkomensverlies. Zoals bij elke eenvoudige en generieke regeling bestaat de kans op misbruik. 

De minister heeft de volgende alternatieven voor de TOFA overwogen:

  1. Een loongerelateerde tegemoetkoming. 
  2. Een tegemoetkoming met inkomstenverrekening.
  3. Het aanpassen van de referte-eis in de WW.
  4. Het niet hanteren van de partner- en vermogenstoets in de bijstand.
  5. De bijzondere bijstand.

Volgens de minister is de TOFA als enige optie technisch uitvoerbaar.

De tegemoetkoming is bedoeld voor mensen, die: 

  1. een substantieel inkomen hadden; 
  2. sinds 1 maart 2020 substantieel inkomensverlies hebben geleden; 
  3. sindsdien geen substantieel inkomen meer hebben; en 
  4. ten behoeve van hun levensonderhoud geen aanspraak hebben gemaakt op een andere inkomensvoorziening. 

Uitgaande van het gemiddelde bruto inkomen van een oproepkracht van € 825 per maand en uitgaande van een tegemoetkoming van 70% daarvan zou de hoogte van de TOFA uitkomen op € 600 bruto per maand. Inmiddels is dat bijgesteld naar € 550.

Als voorwaarde voor de tegemoetkoming moet de aanvrager in de maand februari minimaal € 400 (aanvankelijk € 500) bruto hebben verdiend met werkzaamheden. Als aanvullende voorwaarde geldt dat de aanvrager in de maand april een inkomstenverlies van ten minste 50% ten opzichte van de maand februari heeft geleden. Heeft de aanvrager in april meer dan € 550 inkomsten, dan ontvangt hij geen tegemoetkoming. De aanvrager mag geen aanspraak hebben gemaakt op een andere inkomensvoorziening, zoals bijstand. 

Werknemers jonger dan 18 jaar komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming vanwege de wettelijke zorgplicht die ouders hebben voor minderjarige kinderen. Ook werknemers, die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, komen niet in aanmerking voor de TOFA. 

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2020-0000066080 | 11-06-2020

Bedrijfsopvolgingsregeling na overname onderneming

De Successiewet bevat een bijzondere regeling voor de overdracht van ondernemingsvermogen. Deze zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling geldt ook voor aandelen in een vennootschap die bij de schenker of de erflater tot een aanmerkelijk belang behoren. De regeling houdt in dat de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen is vrijgesteld tot een bedrag van ruim € 1,1 miljoen. Voor zover de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op aandelen is beperkt tot de waarde van de door de vennootschap gedreven objectieve onderneming. Dat kan ook een gedeelte van een onderneming zijn. De vennootschap dient in het geval van schenking van aandelen de onderneming gedurende vijf jaar voorafgaand aan de schenking te hebben gedreven.

Volgens de Hoge Raad zijn in de parlementaire geschiedenis van de bedrijfsopvolgingsregeling geen aanknopingspunten te vinden voor de aanname dat de wetgever het begrip ‘gedeelte van een onderneming’ anders heeft willen uitleggen dan voor de heffing van inkomstenbelasting. Uit jurisprudentie voor de inkomstenbelasting volgt dat daarmee wordt bedoeld een evenredig deel van een objectieve onderneming, zoals een firma- of maatschapsaandeel, of een gedeelte dat een zekere zelfstandigheid bezit en naar zijn aard een zelfstandig bedrijf kan vormen.

Voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling is niet van belang hoe het vermogen van die onderneming in de loop van de tijd aan zijn samenstelling ten tijde van de verkrijging is geraakt. Er hoeft niet te worden onderzocht of en in hoeverre in het ondernemingsvermogen gedeelten van ondernemingen zijn te onderscheiden. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling wordt niet verhinderd door de omstandigheid dat een deel van het ondernemingsvermogen is verkregen in de vijf jaar voorafgaande aan de verkrijging, ook niet als dat deel destijds een zelfstandige onderneming was. De Hoge Raad heeft een andersluidende uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland vernietigd. De rechtbank had vastgesteld dat de verkregen onderneming was opgegaan in de onderneming die de vennootschap al langer dan vijf jaar dreef.

De Hoge Raad merkt op dat de uitkomst anders kan zijn als de vennootschap waarvan aandelen worden geschonken meerdere objectieve ondernemingen drijft. Wanneer een van die ondernemingen binnen vijf jaar voor de schenking is verkregen, dan geldt de bedrijfsopvolgingsregeling voor dat gedeelte van het ondernemingsvermogen niet.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020867, 19/01680; ECLINLHR2020993 | 04-06-2020

Kabinet kondigt bronbelasting op dividenden aan

In aanvulling op de bronbelasting op rente en royalty’s wil het kabinet een bronbelasting op dividendstromen naar belastingparadijzen invoeren. De bronbelasting op rente en royalty’s gaat in per 2021. De bronbelasting op dividenden zou in 2024 in werking moeten treden. De bronbelasting gaat gelden voor geldstromen naar landen met een winstbelastingtarief van minder dan 9% en naar landen die op de Europese lijst van belastingparadijzen staan. Dat geldt ook als Nederland met deze landen een belastingverdrag heeft.

Het kabinet wil voor het einde van deze kabinetsperiode de bronbelasting op dividenden uitwerken om de Belastingdienst voldoende tijd te geven om de maatregelen te kunnen invoeren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-06-2020